Weerhuisje

Het Weerhuisje (Astraeus hygrometricus) is een kleine tot middelgrote aardster met sterk hygroscopische, dikke, aan de binnenzijde meestal gebarsten slippen. De benaming aardster is onjuist en verwarrend, want het Weerhuisje is geen aardster, maar blijkt meer verwant aan de aardappelbovist (Scleroderma citrinum). Het grijsbruine bolletje met een doorsnede van circa drie centimeter heeft een ruw vezelig oppervlak en een onregelmatig openscheurende, vormeloze opening. Ze komt tevoorschijn tussen eind augustus tot eind november.
[Image: Richard Sullivan]

Ze worden vooral aangetroffen op de Veluwe, op de Utrechtse Heuvelrug en in Zuid-Limburg. Vroeger kwamen ze ook wel voor op oude strandwallen. In Europa is ze algemeen in het mediterrane gebied, maar wordt naar het noorden toe zeldzamer. De noordgrens van haar areaal ligt vermoedelijk ter hoogte van Nederland, Duitsland en Polen. In Nederland is het Weerhuisje intussen vrij zeldzaam, in België zeer zeldzaam. Op de Waddeneilanden is hij minstens zo zeldzaam, maar van Ameland en Schiermonnikoog zijn recente waarnemingen bekend.

In Nederland is het Weerhuisje uitgesproken kalkmijdend, in Zuid-Europa wordt ze echter ook op kalkhoudende bodem aangetroffen. Het Weerhuisje leeft in symbiose met meerdere loofbomen en struiken. Ze groeit meestal in loof- en gemengd bos en lanen op voedselarme zandgronden, met een voorkeur voor zonnige plaatsen. Er is een sterke achteruitgang geconstateerd, waardoor de soort uit de duinen is verdwenen. Ook gaat het niet goed met de soort in de centrale pleistocene regio. Het Weerhuisje staat daarom als 'bedreigd' op de Rode Lijst.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Astraeus, is afkomstig uit het Oud-Grieks, waar Astraîos (Ἀστραῖος) 'ster' betekende. Het tweede deel, hygrometricus, is een combinatiewoord: het Oud-Griekse hugrós (γρός) is 'nat' of 'vochtig', terwijl métron (μέτρον) '(op)meten' betekende. Samen is dat uiteraard 'vochtmeter'.

Vroeger hadden mensen soms een weerhuisje in huis hangen waarop je kon zien hoe droog of vochtig de lucht eigenlijk was. Die weerhuisjes werkten op de eigenschappen van een paardenhaar. Bij vochtig weer was de paardenhaar wat langer, waardoor het mannetje, getooid met paraplu, naar buiten draaide. Bij droog weer was de paardenhaar wat korter, waardoor het vrouwtje naar buiten draaide. Tegenwoordig bekijk of beluister je even snel het weerbericht. Bovendien zijn huizen nu veel beter geïsoleerd, waardoor het vocht buitenshuis wordt gehouden. Een weerhuisje is daarmee nutteloos geworden.

De paddenstoel met dezelfde naam bevindt zich, zo hoop ik, in de buitenlucht en werkt daardoor zoals het hoort. De slippen van de stuifzwam buigen zich naar boven bij droog weer en vouwen zich weer terug naar de bodem bij vochtig weer. Ze zijn dus op z’n mooist en in vol ornaat te zien bij vochtig weer. In Engeland noemen ze hem daarom barometer earthstar, al is false earthstar ook een geaccepteerde benaming. De zwam wordt als oneetbaar beschouwd, al worden ze in landen als Nepal en Bangladesh als delicatesse beschouwd.

Bron.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten