Scherpe schelpzwam

De naam scherpe schelpzwam (Panellus stipticus) is goed gekozen, want bij iedereen zullen visioenen opduiken van het logo van Shell. Dat logo is op zijn beurt afgeleid van de grote mantel (Pecten maximus), beter bekend als de sint-jakobsschelp. Restaurants, die de grote mantel op het menu hebben gezet, vinden die naam maar gewoontjes en noemen het weekdier daarom liever een coquille. Staat veel beter en je kunt een hogere prijs vragen.
De scherpe schelpzwam is maar een kleine waaiervormige zwam met een diameter van maximaal vier centimeter. Het vruchtlichaam zit verbonden met een kort, dik steeltje. De kleur van de hoed noemt men soms liefdevol oker of kaneel, maar is natuurlijk gewoon lichtbruin. Die hoed heeft een structuur die wat aan klei doet denken. Het oppervlak zal rimpelig en lichter van kleur worden als het exemplaar wat op leeftijd komt. De soort komt meestal in groepen voor.

De scherpe schelpzwam komt vooral voor in loofbossen en zal daarom in toenemende mate op de Waddeneilanden worden aangetroffen, aangezien daar de meeste dennen niet aan de vernielzucht van Staatsbosbeheer zullen ontkomen. Hun nieuwe natuur is slechts het gevolg van ambtelijk denken en betekent simpelweg het creëren van een nieuwe kunstmatige versie van wat er nooit was.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Panellus, is natuurlijk verwant aan het Nederlandse woord 'paneel', maar oorspronkelijk kunnen we het herleiden tot het Latijnse woord pannus 'lap' en het Oudgriekse pênos (πῆνος) 'web'. Het tweede deel, stipticus, is Latijns en betekent 'kleverig'.

Voor mensen die van coquilles of paddenstoelen op hun bord houden: ik zou de scherpe schelpzwam niet proberen te consumeren. Deze soort is veel te klein, ruikt nergens naar en smaakt bovendien veel te bitter, scherp en ook nog zurig. De smaak lijkt ook nog eens te variëren tussen exemplaren die op verschillende continenten groeien.
Maar het meest interessante van de scherpe schelpzwam is dat hij in Noord-Amerika een nieuw kunstje heeft geleerd: hij doet namelijk aan bioluminescentie. Dat betekent dat deze paddenstoel geleerd heeft om licht te geven, precies zoals de zeevonk of de vuurvlieg dat kunnen. Hoewel de helderheid maar heel zwak is kan hij dat wel dagenlang volhouden. Die bioluminescentie wordt veroorzaakt doordat een pigment met de naam luciferine onder invloed van zuurstof (oxidatie) en het enzym luciferase uiteenvalt in oxyluciferine en licht. Door het bijna magische licht heeft deze soort in Amerika de bijnaam foxfire gekregen. In Europa kan hij dat kunstje (nog) niet en dat is jammer. Wij kunnen wel wat magie gebruiken in deze duistere tijden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten