Groene schelpzwam

De Groene schelpzwam (Sarcomyxa serotina) is een bekende en algemeen voorkomende schelpzwam in Nederland die ook op de Waddeneilanden voorkomt. Deze soort behoorde nog niet zo lang geleden tot het genus Panellus, net zoals zijn ex-broertje de Scherpe schelpzwam (Panellus stipticus). De Groene schelpzwam is op basis van DNA-onderzoek van het genus Panellus verhuisd naar het kleine genus Sarcomyxa, waarvan tot nu toe maar twee soorten bekend zijn, namelijk onze Groene schelpzwam (Sarcomyxa serotina) en de in Oost-Azië en oostelijk Rusland voorkomende Sarcomyxa edulis, die we bij gebrek aan een officiële Nederlandse naam maar gewoon 'Eetbare schelpzwam' zullen gaan noemen.
De Groene schelpzwam is een vrij grote, op loofhout groeiende paddenstoel met een hoed van maximaal 110 bij 90 millimeter die tot laat in januari kan worden gevonden. De steel zit zijdelings van de hoed aan het substraat vast en is bij jonge exemplaren kort en solide. Soms ontbreekt de steel. Eerst zijn de jonge vruchtlichamen nog compleet olijfgroen, olijfgrijs tot geelbruin, later in zijn bestaan alleen olijfgroen aan de buitenrand. Bij de steel blijven ze meestal lang geelbruin of oker. Zeer zeldzaam zijn ze ook te vinden zonder enig spoor van purper- tot olijfkleur. Naar de rand toe worden ze uiteindelijk olijfvlokkig of korrelig, soms zijn ze glad of wollig geel bij de steel. Onder vochtige omstandigheden zijn ze wat slijmerig. De plaatjes zijn bochtig en soms wat gevorkt. De aangehechte, afgevlakte lamellen zijn in jonge staat saffraan tot oranjegeel. Bij het ouder worden, worden ze bleek geelbruin, bleek crèmekleurig met oker tot bleek oranjegeel. De lamelsnede is kleurloos tot geelbruin, soms wat vlokkig tot korrelig.

Als er een beetje nachtvorst is geweest, dan overleven ze het wel, maar het mooie is er dan wel een beetje vanaf. De frisgroene kleuren die je bij deze soort zou verwachten, verworden snel van bleek geelbruin tot oker.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Sarcomyxa, is afgeleid van twee Oudgriekse woorden: sárx ('vlees') en myxa ('slijm'), wat dus letterlijk 'slijmerig vlees' betekent en de soms kleverige hoed beschrijft. Het tweede deel, serotina, is geleend uit het Latijn, waar serotinus, zoiets betekent als 'laat' in de zin van 'verlaat', 'laat rijpend' of gerelateerd aan de avond. Het verklaart het feit dat de groene schelpzwam tot in januari aangetroffen kan worden.

Zoals gezegd is de Groene schelpzwam nu een broertje van de Eetbare schelpzwam. Deze laatste soort wordt veel in Japan en China gekweekt op loofhoutsnippers en wordt in oostelijk Azië beschouwd als één van de smakelijkste paddenstoelen die er bestaan. Bij de Eetbare schelpzwam overlappen de hoeden elkaar en deze zijn maximaal 120 bij 100 millimeter groot. De dicht op elkaar staande plaatjes zijn okergeel en aangehecht aan de steel.

Nu zou je verwachten dat ook de Groene schelpzwam een delicatesse zou moeten zijn, maar laat die hoop maar varen. De soort wordt beschouwd als eetbaar, maar met een smaak die varieert van mild tot bitter. Laat hem dus maar gewoon staan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten