Perenroest

Perenroest (Gymnosporangium sabinae) wordt niet voor niets ook jeneverbesroest of peer-jeneverbesroest genoemd. Perenroest overwintert op exotische jeneverbesstruiken en stapt daarna over op perenbomen.
De inheemse gewone jeneverbes (Juniperus communis) is ongevoelig voor de aantasting. Wel gevoelig zijn, onder meer, de Chinesche jeneverbes (Juniperus chinensis), de Sabijnse jeneverbes (Juniperus sabina) en de Pfitzer's jeneverbes (Juniperus media), een kruising van de twee voorgaande.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Gymnosporangium, is een driedelig combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar gumnós (γυμνός) 'naakt' betekent, sporá (σπορά) 'zaad' en angeîon (ἀγγεῖον) 'houder'. Het beschrijft de houder waarin asexuele (sorry, klassiek opgevoed) sporen worden gevormd. Het tweede deel, sabinae, wijst natuurlijk op de Sabijnse jeneverbes en die is weer vernoemd naar de Sabijnen, ooit een volksstam in Midden-Italië. Ze zijn uiteindelijk verslagen en geassimileerd door de Romeinen. Wij kennen ze nog van de ontvoering van de Sabijnse Maagden door de Romeinen.

De eerste vraag is natuurlijk of die exotische jeneverbessoorten ook rondom de Waddenzee voorkomen. Het antwoord is positief, want deze soorten worden met treurigstemmende regelmaat in tuinen aangeplant. Ze blijven zo laag dat ze als een bodembedekker werken. Bovendien zijn er van Pfitzer's jeneverbes, een naam die nauwelijks wordt gebruikt, diverse cultivars ontwikkeld. De ene heeft geelgroene bladeren ('Gold Star') en de andere weer helgroene bladeren ('Mint Julep'). Ook allerlei tussenvormen zijn in tuincentra te koop. Met andere woorden: we hebben er zelf voor gezorgd dat perenbomen in Nederland worden aangetast door exotische jeneverbessen in onze tuinen aan te planten.

Perenroest overwintert op de jeneverbes waarop het zelfs enkele jaren kan overleven. Dit in tegenstelling tot de perenboom waarop perenroest slechts één jaar weet te overleven. In het voorjaar kiemen de basidiosporen op de jeneverbes en dringen het weefsel binnen. De roestschimmel vormt op de takken van de jeneverbes oranjegele gelatineuze vruchtlichamen (telia) waarin zogenaamde teleutosporen (ook teliosporen genoemd) worden gevormd. Die sporen proberen in het begin van de zomer perenbomen te besmetten in een straal van 500 meter rondom de besmettingsbron.

Enkele dagen na de infectie van een perenboom ontstaan aan de bovenzijde van de bladeren bekervormige organen met pycniden, ook wel spermogoniën genoemd. In deze fase worden de zogenaamde pycniosporen gevormd. Ontwikkeling van perenroest vindt alleen plaats bij warm, droog weer en besmetting bij een temperatuur tussen 15 en 25°C. Ook een nat voorjaar is belangrijk voor de ontwikkeling van de schimmel.

Perenroest is voor de perenboom niet levensbedreigend en veroorzaakt hoogstens wat bladval, al is er wel enige negatieve invloed op de perenproductie.

Daarna vormen zich aan de onderkant van het blad gezwellen. Uit deze gezwellen komen in de maanden juli en augustus de aeciosporen vrij die voor een nieuwe besmetting bij de jeneverbessen zorgen, waarna de cyclus opniew kan beginnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten