Groenwordende koraalzwam

Soms, heel soms, tref je in het najaar op de Waddeneilanden de groenwordende koraalzwam (Ramaria abietina) aan. Zijn naam heeft deze soort te danken aan de groene vlekkige verkleuring als reactie op beschadiging of kneuzing en simpelweg door veroudering. Geen wonder dat ze hem in Engelstalige landen precies dezelfde naam hebben gegeven: de green-staining coral.
[Image: juan carlos poveda molero]

De groenwordende koraalzwam kunnen we vooral aantreffen onder naaldbomen, maar bij afwezigheid daarvan neemt dit koraalzwammetje ook genoegen met een loofboom. Hij leeft daar, diep verstopt in de gevallen naalden op de voedingsstoffen van de vergane glorie van de afgelopen zomer. Dat voedingspatroon noemt men in de biologie sapotroof ofwel 'levend van dood organisch materiaal'. Als je er goed over nadenkt is dat een wat onnozele definitie, want ook de mens is dan immers voornamelijk sapotroof. Hij is inheems in Noord-Amerika, Mexico en is vermoedelijk ooit ingevoerd in Europa. Een andere verklaring is dat het twee verschillende soorten betreft die slechts door genetisch onderzoek van elkaar gescheiden kunnen worden.

Het vruchtlichaam van de groenwordende koraalzwam is ietwat struikvormig die ontspruit aan een soms wat onduidelijke steel, waaruit tot vijf zijtakken ontspringen. Die zijn takken vertakken zelf ook weer. Deze soort komt veelvuldig in heksenkringen voor, zo claimen de handboeken. Het probleem is echter dat de groenwordende koraalzwam behoorlijk zeldzaam is (geworden) en we zelden een enkel exemplaar zullen aantreffen. Deze soort wordt zo'n zes centimeter hoog en, als gevolg van zijn vele vertakkingen, ongeveer acht centimeter breed. De kleur kan worden omschreven als okergeel tot kaki, die zoals gemeld kan veranderen in diverse schakeringen groen: van olijfgroen tot blauwgroen. Zijn kleur werkt in onbeschadigde toestand als een perfecte schutkleur, want je ziet hem daardoor snel over het hoofd.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ramaria,is afkomstig uit het Latijn, waar rāmus 'tak' betekende. Het tweede deel, abietina, is ook al afgeleid uit de taal van de oude Romeinen, want we kunnen het terugvoeren tot abies 'zilverspar', hoewel favoriete plekje eigenlijk onder de gewone spar is.

Het vlees van de groenwordende koraalzwam is crèmewit tot vaal groenig met een onopvallende tot wat aardse geur en een eerst wat zoete smaak, gevolgd door een ietwat bittere nasmaak. De soort wordt als oneetbaar beschouwd en bovendien is de groenwordende koraalzwam natuurlijk veel te klein en te zeldzaam om op je bord te scheppen. Overigens lijkt hij sterk op een aantal broertjes die wel behoorlijk giftig zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten