Papegaaizwammetje

De gemiddelde papagaai, zo die al bestaat, is getooid met een verendek met een hele collectie aan bonte kleuren, waaronder blauw, geel, groen en rood. Zo valt hij behoorlijk op in zijn natuurlijke omgeving. Het papegaaizwammetje (Gliophorus psittacinus) toont zo ongeveer dezelfde kleuren als de papegaai, al zijn de kleuren iets ingetogener. Hij wordt algemeen in voedselarme, onbemeste weilanden in heel Noord-Europa aangetroffen. Deze soort houdt van een wat koelere omgeving. Hij verschijnt het eerst in de nazomer en de laatste exemplaren blijven staan tot de late herfst.
De papegaaizwam is maar een kleine paddenstoel. Hij heeft een hoed die een doorsnede heeft van niet meer dan vier centimeter. Meestal is hij dus kleiner. In zijn jeugdige periode is die hoed nog halfbol, maar later vervormd deze tot vlak gewelfd met een stompe umbo. Een umbo is genoemd naar een schildknop die het centrale deel van oude Romeinse schilden beschermde. Gedurende zijn bestaan verkleurd het papegaaizwammetje van donkergroen, via oranje naar geel met olijfgroene of roze tinten, om uiteindelijk met rood of zelfs ietwat blauwig te eindigen. Als je meerdere exemplaren gegroepeerd ziet in diverse stadia van verkleuring kun je wel begrijpen hoe deze zwam aan zijn naam is gekomen. De groene steel is gewoonlijk wat langer dan de hoed breed is. De lamellen zijn ook al groenig met gele tinten.

Deze zwam is pas recent van familie veranderd, want nog niet zo lang geleden was zijn wetenschappelijke naam Hygrocybe psittacina. Uit modern moleculair onderzoek bleek echter dat hij tot het geslacht Gliophorus behoorde, al zijn beide geslachten zeer nauw aan elkaar verwant.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Gliophorus, is een combinatiewoord: het Oudgriekse glía (γλία), wat 'lijm' betekent, en phōrós (φωρός), wat 'dragen' betekent. Samen is dat dus 'lijm in zich dragend'. Dat klopt want alles aan het papegaaizwammetje voelt slijmerig en kleverig aan. Het tweede deel, psittacinus, is ook al terug te herleiden tot het Oudgrieks, want psittakós (ψιττακός) betekende 'papegaai'.

Een geur is nauwelijks te ontdekken aan deze kleine zwammetjes. Kenners geloven dat het papegaaizwammetje min of meer eetbaar is, maar dat het nauwelijks de moeite waard is om ze te plukken en voor consumptie gereed te maken. Ze zijn te klein en veel te slijmerig om met smaak te kunnen of willen consumeren. Bovendien zijn er berichten dat het eten van 20 of meer exemplaren onherroepelijk zal leiden tot maag- en darmproblemen.

Laat ze maar staan in hun eigen wereldje, want hun wereld wordt steeds kleiner als gevolg van intensievere landbouwmethoden, waar kunstmest meer regel als uitzondering is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten