Langstelig kroeskopje

Het langstelig kroeskopje (Comatricha nigra) is een slijmzwam die groeit op ontbindend hout van verschillende bomen, voornamelijk naaldbomen. Heel af en toe kun je ze ontdekken op droge keutels van konijnen of geiten. Zelfs op stro kan het langstelig kroeskopje levensvatbaar zijn. Deze soort is dus sapotroof en onttrekt voedingsstoffen aan zijn ondergrond. Zelden kom je een enkel exemplaar tegen en veel vaker een grote groep die ontstaan is uit hetzelfde plasmodium.
Dat plasmodium, het stadium waarin de slijmzwam actief op jacht gaat naar prooien, zoals schimmels en bacteriën. Het plasmodium bestaat uit aderen die een enigszins onregelmatig netwerk gaan vormen. Uit dit plasmodium wordt een slijmachtige (of lijmachtige) substantie gevormd, de hypothallus. Dat is de laag waarmee de slijmzwam contact maakt met zijn substraat.

Uiteindelijk ontstaan de sporangia ('sporenhouder') die bij reguliere paddenstoelen 'hoed' wordt genoemd. De totale hoogte van het langstelig kroeskopje varieert tussen de één en acht millimeter. De vorm is veelal bolrond, maar kan ietwat ovaalvormig zijn (wiskundigen noemen zo'n vorm een ellipsoïde). Het heeft een witte, ietwat doorschijnende en vaak zelfs transparante kleur. Het formaat is grotendeels afhankelijk van de lengte van het steeltje. Die tot acht millimeter lange steel is taps toelopend, een vorm om de in verhouding grote, zware bol te kunnen torsen. De kleur is glanzend zwart. De sporen zijn violetbruin, al zijn die met een doorsnede van 7 tot 10 micrometer (µm) alleen via een sterke microscoop te bewonderen.

De gehele reproductieve fase is een complex evolutionair proces dat slechts een paar uur nodig heeft om zich te ontwikkelen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Comatricha, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar kómē (κόμη) '(lang) haar' betekende (denk aan 'komeet' wiens staart in vroeger tijden met haar werd vergeleken) en thríx (θρίξ), wat ook al 'haar' betekende. We kunnen dit vertalen als 'langharig kapsel'. Het tweede deel, nigra, is afgeleid van het Latijnse nigrum, wat uiteraard 'zwart' betekende.

Dit geslacht komt wereldwijd voor. Ze worden aangetroffen van de verzengende hitte van de woestijnen in Bahrein tot de zilte mangrovebossen aan de Braziliaanse kusten. Zo zie je maar: die slijmzwammen zijn eigenlijk heel slim en kunnen zich moeiteloos aanpassen aan de meest uiteenlopende omstandigheden. In Nederland lijkt de grootste dichtheid van waarnemingen zich in het zuiden van het land te bevinden. In het noordwesten wordt de soort steeds zeldzamer. Misschien houdt deze soort niet zo van winderige omstandigheden, want in het noordwesten waait het immers altijd harder dan elders in het land.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten