![]() |
[Image: Grażyna Domian | Duinfranjehoed] |
Komt hij alleen in het duingebied voor, zo zou een vraag kunnen zijn. Welnu, er zijn enkele sporadische vindplaatsen bekend langs de kusten van het IJsselmeer en langs de grote rivieren. Maar overal is dat op een ondergrond die vrijwel gelijk is aan die van duinen of een gebied dat is opgespoten met duinzand.
In volwassen vorm heeft duinfranjehoed een hoed met een doorsnede van 10 tot 15 centimeter. De vorm daarvan varieert tussen gewelfd tot vrijwel vlek. De kleur van die hoed fluctueert van donker roodbruin tot vuilbruin. Bovendien verbleekt de kleur ook nog bij uitdroging. De structuur is glad met kleine velumbrokjes aan de rand. De steel kan tot 70 centimeter lang worden, al zal een groot deel daarvan onder het zand verstopt zitten. Hij moet soms behoorlijk zijn best doen om zijn koppie boven het stuifzand te houden en dat betekent snel kunnen groeien als de situatie precair wordt.
Overigens wordt de hoed door het door de wind meegevoerde scherpe duinzand voortdurend gezandstraald. Daardoor verbrokkelt die hoed en ziet er dus na verloop van tijd niet meer zo fraai uit.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Psathyrella, is het verkleinvorm van het Oud-Griekse psathurós (ψαθυρός), wat 'bros' of '(af)brokkelend' betekent. Het beschrijft de geteisterde hoed. Het tweede deel, ammophila, is een combinatiewoord uit het Oud-Grieks, waar ámmos (ἄμμος) 'zand' betekent en philía (φιλία) 'houden van'. Samengebld beschrijft dat perfect de leefwijze van deze soort.
Is deze soort eetbaar is een terechte vraag. Het vlees van de hoed en stengel is bleek van kleur. De structuur daarvan is broos. Zowel de smaak als de geur van deze paddenstoel is onopvallend. Hoewel deze soort niet bekend staat als giftig wordt hij als volstrekt oneetbaar beschouwd vanwege de aanwezigheid van al die zandkorrels die zich in het vlees hebben opgehoopt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten