Witpootglinsterkopje

Échte zwammen zijn natuurlijk in het bezit van een hoed, terwijl het datzelfde onderdeel bij slijmzwammen sporangium ('sporehouder') wordt genoemd. Het witpootglinsterkopje (Diachea leucopodia) heeft sporangia (meervoud) die in grote groepen samenleven. Ze zijn cilindrisch van vorm en slechts tussen de 0.7 tot 1.2 millimeter hoog. Daarbij hoort een doorsnede van 0.3 tot 0.8 millimeter. De kleur wordt iridiserend blauw genoemd, een metaalachtige glans die van nuance verandert naar gelang de positie van de waarnemer en die veroorzaakt worden door lichtreflecties. Vaak zitten die sporangia op een broos wit steeltje van maximaal 0.8 millimeter hoog, maar soms is dat steeltje afwezig. Het geheel doet denken aan een afgebrande luciferkop. De sporen zijn dofpaars van kleur en hebben een diameter van slechts 7 tot 9 µm.
[Image: Ray Simons - Witpootglinsterkopje]

De hypothallus is een vliezig laagje waarmee het vruchtlichaam aan het substraat is gehecht. Bij het witpootglinsterkopje zijn dat witte, ronde korreltjes. Het capillitum, het netwerk of een geheel van draden aan de binnenzijde van het sporendragende deel, is hier veelvuldig vertakt en violet, naar bruin neigend, van kleur.

Het plasmodium is ondoorzichtig wit en jaagt op bacteriën en schimmels die in het dode organisch materiaal hun werk doen om de natuur een handje te helpen met de afbraak. Het witpootglinsterkopje leeft op dode bladeren, takken en ander materiaal dat op de grond terecht is gekomen. Deze soort heeft zo weinig voedingsstoffen nodig dat deze zelfs is aangetroffen op kunststof buizen en plastic afdekzeil in een kas waar aardbeien werden geteeld[1].

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Diachea, is afgeleid van het Oudgriekse woord diachnaio (διαχναιω) en dat, onder meer, 'verteren' betekende. Het tweede deel, leucopodia, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar leukós (λευκός) 'wit' betekende en poús (πούς) 'voet'. Samengevoegd is dat 'witpoot'.

Het witpootglinsterkopje heeft een kosmopolitische verspreiding, maar houdt niet van echt koude omstandigheden. Daardoor kom hij niet voor in boreale klimaten. De oude Grieken waren de Mediterrane warmte gewend en vonden die winterse noordelijke winden maar niets. Het moest wel een god zijn en dus werd Boreas (Βορέας) de Griekse god van die koude, uit het noorden komende wind, en daarmee tegelijkertijd de god die de winter naar het land bracht.

In 2003 werd een nieuw broertje van het witkopglinsterkopje aangetroffen in het Great Smoky Mountains National Park (USA). Het boomglinsterkopje (Diachea arboricola) leeft hoog op de stam van levende bomen en het plasmodium kan op zoek naar voedsel grote afstanden afleggen[2]. Het hele geslacht Diachea omvat nu 13 soorten.

[1] Lee et al: Identification of Diachea leucopodia on Strawberry from Greenhouse in Korea in Mycobiology – 2008
[2] Keller et al: Tree canopy biodiversity in the Great Smoky Mountains National Park: ecological and developmental observations of a new myxomycete species of Diachea in Mycologia - 2003

Geen opmerkingen:

Een reactie posten