Dennenvoetzwam

De dennenvoetzwam (Phaeolus schweinitzii) is een parasitaire schimmel die stamvoetrot of bruinrot veroorzaakt. Hoewel zijn naam doet vermoeden dat deze soort het vooral op dennen gemunt heeft, is dit niet het gehele verhaal. De dennenvoetzwam groeit vaak vlak naast of nabij levende naaldbomen of stobben daarvan.
[Image: Mike Zeitz]

Deze soort is algemeen in naaldbossen en gemengde bossen op zandgronden. Daarbuiten is de dennenvoetzwam nauwelijks aangetroffen.

De vruchtlichamen, die in de late zomer of herfst verschijnen, nemen gewoonlijk grassprieten, twijgen of gevallen dennennaalden in zich op terwijl ze groeien. Dat vruchtlichaam van de dennenvoetzwam bestaat uit een vlakke tot ietwat verdiepte trechtervormige hoed van tot 25 centimeter in doorsnede. Het bovenoppervlak is ruig viltig tot harig. Jonge exemplaren zijn opvallend mosterdgeel. Tijdens het verouderingsproces verkleurt de hoed vanuit het centrum tot donker roestbruin, waarbij hij alleen aan de rand geel blijft. Naarmate de vruchtlichamen ouder worden, verandert het porie-oppervlak van geel naar groengeel. De poriën zijn bruin, de sporen zijn wit. Het geelbruine vruchtvlees wordt harder, taaier en kurkachtig.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Phaeolus, is van Latijnse herkomst waar de prefix Phae- zoiets betekent als 'donker' of 'obscuur', terwijl de suffix –olus die betekenis wat verzacht. Samen is dat dus 'een beetje donker'. Het tweede deel, schweinitzii, eert de Amerikaanse botanicus en mycoloog Lewis David von Schweinitz (1780-1834), die door sommigen beschouwd wordt als de grondlegger van de Noord-Amerikaanse wetenschap der paddenstoelen.

Deze schimmel nodigt niet echt uit om culinair mee te experimenteren. De dennenvoetzwam is immers harig en de textuur is ook al niet aantrekkelijk. Hij ruikt negens naar en smaakt iets bitter. Omdat niemand hem ooit heeft getest kunnen er ook nog onbekende gifstoffen in verborgen zitten.

Zoals gezegd veroorzaakt deze schimmel nogal wat schade aan naaldbomen. Een besmetting met de dennenvoetzwam degradeert de cellulose, de bouwstof van de bomen Chemisch gezien is cellulose een polysacharide ofwel een meervoudige suiker (β-1,4-glucaan). Dat degraderen betekent dat de sterkte van een boom wordt aangetast, waardoor hij al bij het minste zuchtje wind kan omwaaien. En waaien doet het vaak behoorlijk op de Waddeneilanden. Wat hoger boven de grond kunnen aangetaste takken door hun eigen gewicht plotseling afknappen en voor gevaar zorgen voor zorgeloze wandelaars.

In Engelstalige landen noemen ze hem, onder andere, dyer's polypore, dyer's mazegill of pine dye polypore. Zoals die namen al aangeven is de dennenvoetzwam een uitstekende bron voor kleurstoffen. Afhankelijk van de gebruikte ondergrond en toegepaste zuren kunnen de kleuren groen, geel, goud of bruin worden geproduceerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten