Paarse dennenzwam

Waar je dennen hebt, heb je ook de paarse dennenzwam (Trichaptum abietinum). Deze zwam is namelijk sapotroof en saprofyt op naaldhout, waarop hij na het afsterven van de boom of afvallen van de tak vaak als een der eerste soort paddenstoelen verschijnt. De paarse dennenzwam kan een liggende stam met vaak meterslange dunne stroken bedekken. De paarse dennenzwam komt voor op zandgronden in grote delen van Europa. Onopgemerkt voor de toeschouwer veroorzaakt deze soort witrot.
[Image: Lucien Rommelaars - Paarse dennenzwam]

Het eenjarige vruchtlichaam bestaat uit hoedjes die korstvormig op het substraat groeien. Soms gebeurt dat solitair, maar meestal in lange stroken. Individuele exemplaren zijn van bovenaf gezien tot acht centimeter breed en niet meer dan twee centimeter afstaand. Deze dunne, leerachtige, hoeden zijn meestal als dakpannen op elkaar geplaatst of aan de zijkant vergroeid. De witachtig grijze bovenzijde is viltig behaard en concentrisch gezoneerd. Naarmate de vruchtlichamen ouder worden, worden ze kaal en vaak groen van algengroei. De rand is scherp en vaak helderpaars getint. Deze verkleurt echter naar okerachtig met wat violette tinten aan de groeiranden.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Trichaptum, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar thríx (θρίξ) 'haar' betekende en háptō (ἅπτω) 'vastmaken'. Samengebald bedoelde de naamgever ermee dat dit geslacht met haren aan de ondergrond lijkt te zitten. Het tweede deel, abietinum, is te herleiden tot het Latijnse Abies, wat de geslachtsnaam van zilversparren is.

Het zeer dunne, maar toch duidelijk gelaagde vlees heeft een leerachtige, vezelige en taaie consistentie en geen kenmerkende geur en smaak. Hoewel de aanwezigheid van gifstoffen onbekend is, kunnen we gevoegelijk aannemen dat deze soort oneetbaar is.

De paarse dennenzwam is onderwerp van onderzoek geweest in verband met de bestrijding van blauwalgen in min of meer stilstaand water[1][2]. In voedselrijk water in de warme zomermaanden in korte tijd zoveel blauwalgen groeien dat deze alle zuurstof wegnemen, waardoor het natuurlijk evenwicht in het water wordt verstoord. De term 'blauwalg' is echter niet juist, omdat blauwalgen niet behoren tot de echte algen, maar tot een aparte klasse bacteriën. De naam Cyanobacteria is beter en is afgeleid van de blauwe kleurstof fycocyanine die deze groep kenmerkt.

De meeste soorten Cyanobacteria zijn blauwgroen, maar de natuur is onberekenbaar en laat zich niet zo snel in een hokje plaatsen. Sommige soorten Cyanobacteria in de Rode Zee zijn roodbruin als gevolg van het biopigment fycoërytrine. De bacterie Planktothrix rubescens kleurt water weer roodpaars en veroorzaakt een fenomeen dat de naam Bourgondisch bloed draagt.

[1] Yia et al: The efficacy and mechanisms of fungal suppression of freshwater harmful algal bloom species in Journal of Hazardous Materials – 2010
[2] The possibility of using cyanobacterial bloom materials as a medium for white rot fungi in Letters of Applied Microbiology – 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten