Anijskoraalzwam

Zeldzaam, heel zeldzaam is de anijskoraalzwam (Ramaria gracilis) in ons land. De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven in 1797 door de Duitse mycoloog Christiaan Hendrik Persoon (1761-1836). Hij was geboren in Zuid-Afrika en kreeg zijn voornamen van zijn van oorsprong Nederlandse moeder. Zo zeldzaam was deze soort dat men al in 1900 meende dat hij uitgestorven was. Dat bleek niet het geval te zijn en de laatste jaren zijn er een dozijn waarnemingen van de anijskoraalzwam doorgegeven en de meeste daarvan plaatsen de vindplaatsen aan de kust. Ook op Ameland en Schiermonnikoog bleken deze kleine wonderen der natuur zich te hebben verstopt.
[Image: Bill Leithhead - Anijskoraalzwam]

In het algemeen kun je de anijskoraalzwam aantreffen in naaldbossen waar het groeit op stronken en ander dood materiaal, waaronder zelfs blad- of naaldafval (strooisel). Je moet natuurlijk een behoorlijke dosis geluk hebben, maar deze zeldzame soort wordt het vaakst aangetroffen tussen augustus en december.

De vruchtlichamen, ook wel basidiocarps genoemd, van de anijskoraalzwam bestaan uit een samengebalde cluster van takken. Deze zijn maximaal zo'n acht centimeter hoog en hebben een gezamenlijke doorsnede van gemiddeld vier centimeter. De individuele takken hebben een relatief smalle basis en zijn gewoonlijk getand of gevorkt. Soms zijn takken met elkaar verstrengeld. De kleur van deze koraalzwam varieert van lichtbruin tot wit en beige met een wat roze tint. De kleur wordt fletser naar de uiteinden. De elliptische sporen hebben piepkleine wratjes die zo dun zijn dat ze zelfs op naalden lijken. Die 'naalden' kun je slechts bewonderen middels een sterke microscoop, want een hele spore is maar zeven µm groot.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ramaria, is afgeleid van het Latijnse woord rāmus wat 'tak' betekent. Het tweede deel, gracilis, is afkomstig van het Latijnse gracilis, wat 'slank' heeft betekent. Kennelijk dacht men vroeger dat alleen slanke mensen zich gracieus konden voortbewegen. De soortnaam poogt de smalle basis van de takken te beschrijven.

De geur van de anijskoraalzwam wordt vergeleken met die van anijs met een zweem van cakejes en zwammen. Vers geplukt is de kleur van het vruchtvlees gelig met een wat groene tint. Ingedroogd zal de kleur veranderd zijn in licht okerachtig. De smaak wordt soms omschreven als bitter, maar soms ook als lekker grijsachtig. Laten we het er maar op houden dat de vruchtlichamen eetbaar zijn in de zin van niet giftig, maar onsmakelijk genoeg om ze aan je voorbij te laten gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten