Troskalknetje

Zeldzaam, zeer zeldzaam is het troskalknetje (Badhamia utricularis) in het Waddengebied. Slechts op Terschelling zijn de laatste jaren een paar groepjes van deze slijmzwam aangetroffen. De slijmzwam koloniseert de schors of het dode hout van zowel loof- als naaldbomen. Deze soort wordt vrijwel overal saprotroof genoemd wat betekent dat ze hun voedingsmiddelen halen uit het ontbindend plantaardig materiaal waar ze op groeien. Dat is dus half fout, want gedurende een deel van zijn leven is het een roofzuchtig organisme dat zich voedt met schimmels die zich ook op het substraat bevinden.
[Image Sarah Lloyd - Troskalknetje in 'slijmzwamtoestand']

De eerste vruchtlichamen worden soms al gevormd in augustus en de laatsten beleven in april op de Wadden een vaak roemloos einde.

Deze slijmzwam begint zijn leven als een geel slijm dat actief op zoek gaat naar prooien. Later ontstaan talloze vruchtlichaampjes die de vorm van piepkleine hangende druifjes hebben. Die vruchtlichaampjes zijn meestal bolvormig, maar kunnen ook ovaal-, ei- of peervormig zijn. In het eerste hangende stadium zijn deze slijmzwammen oranje van kleur, terwijl ze later in hun leven indrogen en in kleur variëren van blauw, blauwgrijs tot leigrijs. Soms heeft heeft hun oppervlak een wat metaalachtige glans. De vruchtlichamen bereiken een diameter van 0,4 tot 1,5 millimeter en een lengte van één tot twee millimeter. Ze groeien op dunne, draadachtige tot lintachtige stengels, waaraan ze meestal hangen. Die hangende steel is lichtgeel tot lichtbruin van kleur en is natuurlijk zeer kwetsbaar. Hij is 0,5 tot 3 millimeter dik en maximaal vijf millimeter lang. Ze zijn vaak gebundeld en lijken hierdoor op ingedroogd gras. Meerdere stelen vormen kruisverbindingen met elkaar.

[Image: Sarah Lloyd - Troskalknetje in 'volwassentoestand']

De schaal (peridia) bestaat uit een extreem dunne schil. Het oppervlak kan gepokt worden door kalkaanslag. De peridia kan onregelmatig scheuren in het bovenste gedeelte, maar is blijft bijna volledig intact. De microscopisch kleine sporen worden uiteindelijk door de wind verspreid. Dat is wellicht een aanwijzing waarom het troskalknetje nauwelijks op de Waddeneilanden wordt aangetroffen: het waait er te veel en te hard, waardoor de sporen van de eilanden af in de onbarmhartige koude zee worden geblazen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Badhamia, eert Charles David Badham (1805-1857), een in zijn tijd bekende arts, insectkundige (entomoloog) en paddenstoelkundige (mycoloog). Het tweede deel, utricularis, is terug te vinden in het Latijn, waar utriculus uiteindelijk was afgeleid van ūter. Dat woord beschreef een zak of fles, gemaakt van een dierenhuid. Het beschrijft treffend de hangende vruchtlichaampjes.

Geef het maar toe: die slijmzwammen lijken op het eerste gezicht alleen maar slijmerig, maar zijn eigenlijk heel interessant.



Photo credit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten