Oranje mestzwammetje

Het oranje mestzwammetje (Cheilymenia granulata) is een stuk minder algemeen dan het eerder beschreven dooiergeel mestzwammetje (Bolbitius titubans). Dit kleine zwammetje houdt van een verse koeienvlaai van op een natuurlijke wijze grazende koeien, maar beslist niet van diarree van de vaak ongezonde dieren uit de intensieve veehouderij. Minder gewild zijn de keutels van andere grazende planteneters, vermoedelijk omdat die minder vocht bevatten en dus lastiger te koloniseren zijn.
[Image: Konrad Lackerbeck: Oranje mestzwammetje]

Het vruchtlichaam van het oranje mestzwammetje is min of meer schijfvormig met een doorsnede van circa vijf millimeter. Ja, dat is klein, heel klein. Een korte, stompe steel zit in het 'substraat' om daaruit de voedingsstoffen te halen. Het oppervlak van dat vruchtlichaam is glad of ietwat korrelig of bobbelig. De kleur varieert van oranje tot geel-oranje. Het vlees is waterig.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cheilymenia, is een combinatiewoord: uit het Oudgrieks stamt géneion (γένειον) 'kin', gekoppeld aan -ás (-ᾰ́ς), wat samen 'baard' betekent. Vervolgens is -menia is een term uit het Latijn en is vergeijkbaar met 'mini' of 'minor'. Samen is het dus 'kleine baard' en het verklaart de haartjes aan het vruchtlichaam van de meeste soorten. Het geslacht wordt ook borstelbekertjes genoemd. Het tweede deel, granulata, betekent in het Latijn '(bedekt met) granules' ofwel 'korrels'. Het beschrijft het soms wat bobbelige oppervlak van het vruchtlichaam.

Het oranje mestzwammetje is in staat om snel een goede ondergrond te vinden. De koeienvlaai moet eigenlijk nog dampen. Binnen een uurtje kan deze al bedekt zijn met talloze oranje mestzwammetjes. Het Engelse adagium 'safety is in numbers' doet hier ook opgeld: deze soort kan met duizenden tegelijk een koeienvlaai bevolken. Je kunt je soort helpen overleven door met zoveel mogelijk exemplaren tegelijkertijd op te groeien. Dan hebben de door de wind meegevoerde sporen ook meer kans om later weer een verse vlaai te treffen. Omdat koeien het grootste deel van het jaar in de wei horen te staan, kun je het oranje mestzwammetje vanaf mei tot oktober 'in het wild' aantreffen.

Onderzoekers hebben wel eens zo'n piepklein mestzwammetje geplukt en eraan geroken. Hij ruikt zogenaamd nergens naar, al zou ik toch zeker een zweem van de geur van mest vermoeden. Mensen, die een huivering niet konden onderdrukken, hebben er ook eens voorzichtig van geproefd en meldden ietwat opgelucht dat hij ook nergens naar smaakt. Ik kan me overigens ook nauwelijks voorstellen dat iemand een bord wil vullen met die kleine zwammetjes.

Komt deze soort op de Waddeneilanden voor? Jawel, maar niet uitbundig. Misschien blaast de vrijwel altijd waaiende wind de sporen van de eilanden in de zee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten