Rossig buiskussen

Jawel, ook het rossig buiskussen (Tubifera ferruginosa) komt af en toe voor op enkele Waddeneilanden, al kun je hem door zijn geringe formaat eenvoudig over het hoofd zien. Deze slijmzwam wordt van juni tot november aangetroffen op dood hout dat al behoorlijk ver is vergaan en met mos is bedekt.
[Image: Katja Schulz - Rossig buiskussen]

Rossig buiskussen is een slijmzwam. Hoewel het geen paddenstoelen zijn, vormen slijmzwammen toch vaak sporendragende structuren die lijken op die van de echte paddenstoelen. Bovendien: veel slijmzwamsoorten ontspruiten op dood hout, maar vormen geen doordringende en absorberende massa schimmeldraden (hyfen) in het houtsubstraat. In plaats daarvan vormen slijmzwammen structuren die plasmodia worden genoemd en die naakte (dus zonder celwanden) massa's protoplasma zijn die voedseldeeltjes zoals een amoebe kunnen verplaatsen en verzwelgen. Plasmodia van slijmzwammen kruipen over de oppervlakten en overmeesteren bacteriën, sporen van schimmels en planten, protozoa en deeltjes niet-levend organisch materiaal.

Wanneer de beschikbare hoeveelheid voedsel afneemt is dat het signaal voor de plasmodia om zich te veranderen in sporendragende structuren. In het rossig buiskussen wordt dat plasmodium omgezet in een geclusterde massa van ongesteelde sporangia die samengedrukt worden om een zogenaamd pseudo-aethalium te vormen. Als het plasmodium zich eerst samentrekt en één enkel massaal vruchtlichaam vormt, dan noemt men dit een aethalium. Zijn binnen het aethalium nog volledige scheidingswanden herkenbaar, dan spreekt men van een pseudo-aethalium. In een dergelijke structuur behouden de individuele sporangia nog steeds hun identiteit.

De individuele sporangia zijn enkele tienden van millimeters in diameter breed en drie tot vijf millimeter hoog. De hele groep kan wel 15 cm groot worden, maar blijft meestal kleiner.

In jonge toestand is het rossig buiskussen helder roze tot oranje van kleur, later verkleurt deze tot grauwbruin. Die vorm, gecombineerd met die kleur, deed de Engelsen denken aan frambozen. Vandaar dat hij aldaar de naam red raspberry slime kreeg.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Tubifera, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar tubus 'pijp' of 'tube' betekende en fero 'dragen'. Samen is dat 'buisdragend' en het verklaart de algemene vorm van dit geslacht. Het tweede deel, ferruginosa, is terug te herleiden tot het Latijnse woord ferrūgo, wat 'roest(kleurig)' betekende en de rozerode kleur van deze soort beschrijft.

Het vreemde is dat in sommige veldgidsen en handboeken hulpvaardig wordt vermeld dat deze slijmzwam oneetbaar is. Dat lijkt mij een behoorlijk overbodige opmerking en meer bedoeld als bladvulling dan als nuttige informatie. Wie gaat nu zo'n prachtige, maar piepkleine slijmzwam op zijn bord scheppen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten