Purperknolcollybia

Zeldzaam, heel zeldzaam is de purperknolcollybia (Collybia tuberosa) in het hele Waddengebied. In 2019 is er een groepje waargenomen op Schiermonnikoog en daarna (en daarvoor) bleef het stil.
De purperknolcollybias komen in grote groepen voor en voeden zich met dood organisch materiaal op oude, halfvergane resten van andere paddenstoelen. Het substraat is daardoor vaak helemaal zwart geworden en nauwelijks meer als zodanig te herkennen. Deze soort vertoont zich aan de wereld in de nazomer tot herfst. Hij komt in ons land algemeen voor, met uitzondering van de zeeklei- en veengebieden. Van te zware, te natte of te zure bodem houden ze niet.

Purperknolcollybias hebben zeer kleine hoeden die zelden een grotere diameter hebben dan een centimeter. Op jonge leeftijd zijn deze hoeden ietwat gewelfd, soms wat kegelvormig met een zichtbare umbo ('schildknop'). Op latere leeftijd worden de hoeden vrijwel vlak. De hoed is opvallend droog, zelfs glad of glacé aanvoelend. De kleur is wit, gebroken wit of wit met een hele lichtbruine waas. De steel is veel langer dan de hoeddiameter en is slechts 0.5 tot 1.0 millimeter dik. De basis van de steel is bevestigd aan een roodbruine knol die in het oppervlak van het substraat is ingebed.

Het vlees van purperknolcollybia stelt natuurlijk niets voor, maar is wit van kleur met een onopvallende geur en smaak. Deze geur zal vaak ook nog eens gemaskeerd worden door de geur van de rottende paddenstoelen waar de purperknolcollybia op groeit. Het zal de lezer niet verbazen dat deze soort nergens ter wereld geconsumeerd wordt.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Collybia, kunnen we terugvinden in het Oud-Grieks. Daar betekende kollybos (κόλλυβος) een klein muntstuk of een klein gewicht in goud. De naam verklaart de grootte van de gemiddelde hoed van dit geslacht. Het tweede deel, tuberosa, is afkomstig uit het Latijn, waar tūber zoiets betekende als 'knol' of 'zwelling'.

Is er dan niets speciaals aan deze onopvallende paddenstoelen, zo kun je je afvragen.

Welnu, de purperknolcollybia heeft zichzelf ooit een trucje aangeleerd. Zijn mycelium, het ondergrondse netwerk van alle schimmeldraden, geeft groenig licht. Heel weinig weliswaar, maar het is toch een geval van bioluminescentie en dat is knap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten