Botercollybia

De botercollybia (Rhodocollybia butyracea) wordt soms ook roodbruine botercollybia genoemd en komt In ons land algemeen voor op arme gronden. Dat betekent dat deze soort zich vooral thuisvoelt in de hele Nederlandse kuststrook en in grote delen van oostelijk Nederland. De botercollybia bevolkt maar spaarzaam een strook daar tussenin, waar zware zeeklei de ondergrond vormt.
De botercollybia is in het bezit van een hoed die tot acht centimeter in doorsnede kan zijn. In eerste instantie is die hoed gewelfd, later min of meer vlak, wat golvend en meestal met een duidelijk dichtbare knobbel in het midden. Die knobbel noemen deskundigen een umbo, wat Latijns is voor, jawel, knobbel (in het midden van een Romeins schild). De kleur van de hoed varieert van bruin, gelig bruin tot donker roodbruin. Door die knobbel is hij in het centrum donkerder dan de rest van de hoed, terwijl de uiterste hoedrand heel bleek is. Zijn naam dankt de botercollybia aan de vettig aanvoelende hoed wanneer deze nog vers is.

Deze zwam is saprotroof, wat ook al een moeilijk woord is voor 'levend op dood organisch weefsel'. Dat doen natuurlijk de meeste op de grond levende zwammen, maar deze soort doet dat op grof strooisel in allerlei bostypen. De botercollybia houdt echter het liefst van naalden en andere afgevallen delen van coniferen. Hij 'verteert' de cellulose in die naalden met behulp van enzymen.

De geur van de botercollybia is onopvallend. Men claimt dat het vlees eetbaar is, maar aangezien dat vlees smakeloos, dun en waterig is hebben wij geen enkel recept kunnen vinden dat een heerlijk gerecht weet te maken met behulp van die botercollybia. In het Engels wordt zoiets onderkoeld aangeduid als culinary experience is lacking.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten